Bodemonderzoek

Het bepalen van de kwaliteit van de bodem wordt vaak noodzakelijk geacht en is in bepaalde situatie zelfs verplicht. Er zijn meerdere type bodemonderzoeken om de bodemkwaliteit te bepalen. De keuze voor een type bodemonderzoek hangt af van de aanleiding en het doel van het bodemonderzoek. Als aanleiding tot het verrichten van een bodemonderzoek kan men denken aan bijvoorbeeld aan- en verkoop van grond, graven in of saneren van de bodem (zie bodemsanering), bouwen op een bodemgevoelige locatie, veilige werkomstandigheden bij ondergrondse werkzaamheden, een activiteit of calamiteit met schadelijke stoffen, opslaan of toepassen van grond of baggerspecie.

Aan- of verkoop van grond

De eigenaar van een stuk grond is in principe verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bodem. Als een stuk grond verandert van eigenaar is het daarom belangrijk dat de kwaliteit van de bodem bekend is. Om dit te waarborgen geldt er een mededelings- en onderzoeksplicht voor de verkoper en de koper. Een verkoper is verplicht om een koper in te lichten over bijzondere lasten en beperkingen, bijvoorbeeld over bodemverontreinigingen of bodembedreigende activiteiten en historisch gebruik. Een koper is verplicht om deze bijzondere lasten en beperkingen voorafgaand aan de koop te onderzoeken. Het doel van deze bodemonderzoeken is het afdekken van risico’s bij de transactie.

Bouwen op bodemgevoelige locatie

Het is belangrijk om te weten wat de bodemkwaliteit is op een bouwlocatie. In het omgevingsplan van de gemeente staat welke eisen er gelden voor het bouwen op bodemgevoelige locaties. Een bodemgevoelige locatie is een locatie waarop een bodemgevoelig gebouw (gebouw of gedeelte hiervan dat de bodem raakt en waar personen meer dan 2 uur aaneengesloten aanwezig zijn) is toegelaten op grond van een omgevingsplan of omgevingsvergunning. Een uitbreiding of wijziging van een bestaand gebouw of bijbehorend bouwwerk tot 50 m2 betreft geen bodemgevoelig gebouw.

Veilige werkomstandigheden bij ondergrondse werkzaamheden

Bij veel civieltechnische werken moet in de bodem gegraven worden. Het doel van (bodem)onderzoek vooraf is om vast te stellen of de medewerkers veilig in de grond kunnen werken. Het is hiervoor belangrijk om de kwaliteit van de bodem te kennen. Deze verplichting vloeit voor uit de Arbeidsomstandighedenwet.

Vanuit die wet hebben opdrachtgever en opdrachtnemer hun verantwoordelijkheden. Van belang is dat de opdrachtgever informatie heeft over de kwaliteit van de bodem. Zo kan de opdrachtnemer maatregelen en voorzieningen treffen om veilig te werken.

Nul-/eindonderzoek bodem bij milieubelastende activiteiten

Bij milieubelastende activiteiten kunnen schadelijke stoffen in het milieu komen en is, om de mogelijke verslechtering van de bodemkwaliteit als gevolg van de activiteit inzichtelijk te maken, een eindonderzoek bodem verplicht. Een nulonderzoek bodem is niet verplicht, maar kan een initiatiefnemer wel vrijwillig uitvoeren. Het nulonderzoek is geen bodembeschermende maatregel, maar biedt een referentiekader of toetsingsgrondslag voor het eindonderzoek. Indien voorafgaand aan een activiteit geen nulsituatie wordt vastgesteld, kan het zo zijn dat de initiatiefnemer, bij beëindiging van de activiteit, meer moet herstellen dan alleen de door zijn activiteit veroorzaakte bodemverontreiniging

Een calamiteit met schadelijke stoffen

Door een storing of een calamiteit kunnen stoffen in de bodem terechtkomen die schadelijk zijn voor het milieu. Regels over de zorgplicht of het ongewoon voorval schrijven voor dat de grond schoongemaakt wordt na een calamiteit. Een bodemonderzoek bepaalt waar en hoeveel grond verontreinigd is geraakt met de schadelijke stoffen door de calamiteit of het ongewoon voorval. Het doel is om te weten waar de grond vervuild is om de grond weer schoon te maken.

Opslaan of toepassen van grond of baggerspecie

Het opslaan van grond of baggerspecie betekent dat grond of baggerspecie wordt opgeslagen totdat de grond toegepast of afgevoerd wordt. Voor de opgeslagen grond of bagger moet de kwaliteit blijken uit een milieuverklaring bodemkwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld via een partijkeuring. In bepaalde gevallen is na de opslag van grond of bagger een eindonderzoek bodem verplicht. Uit het eindonderzoek bodem moet blijken of de bodem verontreinigd is geraakt door de opslag van de grond of baggerspecie.

Voor de toepassing van grond of baggerspecie op de landbodem of in een oppervlaktewater (op de waterbodem) moet een milieuverklaring bodemkwaliteit zijn afgegeven en moet , in veel gevallen, ook de kwaliteit van de ontvangende bodem zijn aangetoond.

Trapsgewijze benadering

Het voorafgaand bodemonderzoek kent een trapsgewijze benadering, waarbij een volgend onderzoek alleen nodig is als de noodzaak daartoe blijkt uit een eerder onderzoek.

Vooronderzoek

Bij een bodemonderzoek is altijd een vooronderzoek nodig. Het doel van het vooronderzoek is om vast te stellen of de locatie verdacht is op het voorkomen van een bodemverontreiniging waar (nog) onvoldoende informatie over bekend is. Het vooronderzoek bestaat uit het raadplegen van historische informatie en soms ook uit een locatiebezoek. Hiervoor verzamelt de degene die het vooronderzoek uitvoert alle beschikbare (historische) informatie over de locatie. Onderdeel van het vooronderzoek is ook: beoordelen of de beschikbare informatie nog actueel genoeg is. Het vooronderzoek is dus nog geen fysiek bodemonderzoek waarbij een veldwerker boringen, graafgaten of peilbuizen gaat plaatsen en de grond en het grondwater gaat bemonsteren.

Verkennend bodemonderzoek

Als een locatie verdacht is op het voorkomen van een bodemverontreiniging en onvoldoende informatie bekend is over de daadwerkelijke kwaliteit van de bodem of het grondwater, dan dient de initiatiefnemer een verkennend bodemonderzoek te laten uitvoeren. In het geval van een verdenking op asbest in de bodem is een verkennend bodemonderzoek asbest nodig. Met een verkennend bodemonderzoek (asbest) stelt de initiatiefnemer door het (laten) uitvoeren van veldwerk (plaatsen boringen of graafgaten) en chemische analyses de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast.

Nader bodemonderzoek

Uit een verkennend bodemonderzoek (asbest) kan blijken dat een nader onderzoek nodig is, omdat de aard of de omvang van een verontreiniging nog niet voldoende is vastgesteld. Ook bij het nader bodemonderzoek vindt veldwerk plaats. Het doel van het nader bodemonderzoek kan heel divers zijn. In deze fase is er sprake van maatwerk.

Eisen waar het bodemonderzoek aan moet voldoen

Voor het uitvoeren van bodemonderzoek zijn verschillende protocollen en normen. BMA Milieu voert haar onderzoeken uit volgens deze protocollen en normen, hierbij moet men denken aan vooronderzoek conform NEN 5725, verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740, verkennend asbestonderzoek en nader bodemonderzoek asbest volgens NEN 5707 of NEN 5897 als sprake is van een puinlaag en/of nader bodemonderzoek conform NTA 5755. Voor het uitvoeren van het veldwerk voor het verkennend of nader bodemonderzoek heeft onze organisatie een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 2000 met, voor het plaatsen van boringen en peilbuizen en bemonsteren van de bodem, protocol 2001, voor het bemonsteren van grondwater, protocol 2002 en, voor het uitvoeren van asbestonderzoek, protocol 2018. Voor het uitvoeren van de laboratoriumanalyses heeft het laboratorium een erkenning bodemkwaliteit.

Waterbodemonderzoek

Voor het vaststellen van de waterbodemkwaliteit zijn er 2 protocollen: vooronderzoek en verkennend waterbodemonderzoek. De NEN 5717 beschrijft de werkwijze voor het uitvoeren van een vooronderzoek van een waterbodem. Het doel van het vooronderzoek is het verzamelen van relevante informatie over een locatie waarvan de waterbodemkwaliteit moet worden vastgesteld.

Het vooronderzoek bestaat uit het opvragen van alle bestaande relevante informatie, het verrichten van een terreininspectie en een archiefonderzoek. De te verzamelen informatie heeft betrekking op het voormalig, huidig en toekomstig gebruik, beschikbare informatie van de waterbodemkwaliteit en het type water. Veder kan met de NEN 5717 het doel van het verkennend onderzoek (NEN 5720) worden vastgesteld en voorbereid. De resultaten van het vooronderzoek worden gebruikt bij de interpretatie van de resultaten van het verkennend onderzoek. De NEN 5720 beschrijft verschillende strategieën voor het onderzoeken van de waterbodemkwaliteit. Voor het uitvoeren van het veldwerk voor het waterbodemonderzoek heeft onze organisatie een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 2000 met protocol 2003.